Blij van software worden. Van oorsprong werd ik dat zelf als het technocratisch of theoretisch klopte: het zat functioneel en technisch goed in elkaar en sloot voldoende aan bij de processen in de organisatie. We hebben het goed ge-engineerd. Maar “blij” is natuurlijk veel ruimer dan dat.
Creativiteit als kern
Als we ergens blij van worden zit dat vaak ook in de vorm, de kleuren, de stijl, de eenvoud. Of omdat je de inhoud heel goed of belangrijk vindt, dat het je raakt. Of bijvoorbeeld omdat het een totaal andere insteek/oplossing heeft. Het geeft je nieuwe ogen. Of omdat het praktisch geweldig goed werkt. Je komt dan veel dichter bij de emotie, die trouwens naast blij desnoods ook boos, bezorgd of ontroerd mag zijn. Apple lijkt dat goed te hebben begrepen met het deze maand geintroduceerde “Today at Apple”. Nadruk ligt op kunst, ontwerp, zelf coderen. En dan heel handson met artiesten, fotografen en musici uit de praktijk.
Deze creatieve inbreng is wat mij betreft de kern voor de nieuwe digitale architect. Creativiteit, nieuwe wereldbeelden, nieuwe mogelijkheden van buiten naar binnen brengen. En die verbinden aan de traditionele architectuur. En dat is niet makkelijk. Een collega, die deze insteek op “blij” via kunst probeert in te brengen, loopt tegen een muur. Het staat nog te ver af om de verbinding te leggen, om het “praktisch” te maken. Het past onvoldoende in het bestaande wereldbeeld. Of we zijn niet in staat of bereid om meer wereldbeelden tegelijk op het probleemgebied los te laten.
Je vraagt ook nogal wat. Het vraag een holistische blik en een synthese proces van de architect. Is de menselijke geest tot zo iets in staat? Kan ik dat het beste doen door even naar één aspect in detail te gaan kijken, daarna switchend naar een ander aspect, zo snel dat flinters van de eerste blik voor een tijdje in mijn geheugen blijft staan? En hoe maak ik de resultaten daaruit dan aan belanghebbenden duidelijk?
Geïnspireerd door de kunsten
Mogelijke antwoorden vond ik in de kunsten. Aan het begin van de twintigste eeuw begonnen schilders te experimenteren met verschillende nieuwe beeldtalen. Eén van die beeldtalen is het formeel abstracte schilderen. Geleidelijk aan verdween het figuratieve. Zoals in Mondriaan’s bloeiende appelboom schilderijen. Hij gaat van afbeeldingen van echte bomen naar de abstractie van de essentiële kenmerken van ‘bomen’. Alsof hij zoekt naar ontwerp principes en patronen. Hij lijkt de klasse van objecten te hebben gevonden, afgeleid van haar instanties uit de echte wereld.
Hierop voortbouwend ontstond het Kubisme. Dat lijkt nog meer een antwoord te geven op mijn vragen. Deze kunstenaars zijn in staat alle aspecten van een object tegelijkertijd zichtbaar te maken. Bijvoorbeeld in Georges Braques Viool. Je ziet de voorkant en de achterkant van de kast, snaren vanuit een totaal andere hoek, specifieke details van de hals van het instrument, etc. De waarneembare wereld wordt herontworpen in nieuwe deeltjes vanuit nieuwe invalshoeken. Het breekt door de normale grenzen door totaal niveau invalshoeken zichtbaar te maken. Soms wordt zelfs beweging zichtbaar gemaakt, zoals in het Futurisme. Bijvoorbeeld in het schilderij ‘Speeding car’ van Giacomo Balla. Deze schilders laten het normale perspectief buiten beschouwing en introduceren een multi-perspectief of multi-context, precies wat ik nodig had.
Orde aanbrengen
Een niet geoefend kijker of belanghebbende moet erg hard werken om de betekenis en de aangebrachte orde te snappen. Wat zouden wij digitale architecten geven voor een elegant en passend wereldbeeld van het organisatie domein? Faust, de hoofdpersoon uit het gelijknamige boek door Goethe, was bereid zijn ziel daarvoor te verkopen. En Goethe, Johann Wolfgang von Goethe, kon weten wat de consequentie was. Behalve advocaat, dichter, humanist en schrijver was hij een wetenschapper met een nieuwe onderzoeksmethode. Een onderzoeksmethode die we, in mijn mening, als architecten goed kunnen gebruiken.
Zijn methode heet (Goethesiaanse) phenomenologie of Goetheanisme. Hij ontwikkelde het in de biologie en natuurkunde door de studie van planten en de studie van kleuren. En hij vond daarmee fundementele patronen, plantpatronen bijvoorbeeld. Zijn methode bestaat uit een aantal stappen.
De eerste fase: exacte zintuigelijke ervaring: intensief gebruik van de zintuigen en observatie van het onderhavige systeem. Niet tevreden zijn met een beperkt aantal cases. Maar zeer intensief, langdurig en zeer geconcentreerde observatie van het probleemdomein, studerend op uitzonderingen en onregelmatigheden. En niet door nu al te duiden wat wordt geobserveerd, maar alleen meer en meer feiten in het geheugen opnemen. Doelstelling is om diep in de situatie te kruipen.
De tweede fase: wendbare verbeelding: gegeven alle verzamelde feiten, probeer een holistisch en dynamisch beeld te maken van de situatie, door gebruik te maken van de afbeelding en film creërende vaardigheden van het brein. De geheugen opslag voor de individuele feiten smelten daarmee als het ware in één.
De derde fase: innerlijke hercreatie en herhaling: nog steeds je oordeel uitstellend, speel het beeld of de film steeds opnieuw af, zodat je dieper en dieper in de situatie terecht komt, om de essentie te naderen. Een antwoord over de structuur of de essentie van de situatie komt dan vanzelf.
De vierde fase: beschouwend oordelen: herken door denken de patronen, archetypes, regels of blueprint van de situatie.
Het lijkt wel Enterprise Design…
Allemaal ingredienten van een (enterprise) design aanpak. Maar dit alles lijkt ook op wat goede detectives lijken te doen: laat de feiten voor zichzelf spreken, leef je door de hele situatie heen en kom tot je essentiele en creatieve conclusies. Dus laten we Morse, Frost of Dalgliesh kopiëren.
Deze blog is geïnspireerd door het boek Aardschok, Bliksemflits door Wil Uitgeest.